Geschiedenis
Op initiatief van Henk Lukkien en Gerrit Kragt werd op 6 maart 1968 GSSV Tjas opgericht. Sindsdien is er veel veranderd. In het begin schaatste men in Heerenveen. Tjas bestond toen alleen uit recreanten. In 1971 kwam er een kunstijsbaan in Groningen, IJsstadion Stadspark. Sommige recreanten werden fanatieker en gingen wedstrijden rijden. Zo kwamen er ook licentiehouders. Tegenwoordig nemen veel Tjassers deel aan klassenwedstrijden, NSK’s, IUT’s en natuurlijk onze eigen Tjaswedstrijden. De naam ‘Tjas’ is ontstaan op initiatief van Simone Kragt. Tjas-olmai is een van de vele goden die de Lappen eren. De naam staat voor ‘waterman’ en deze god zorgde voor de meren en de visserij.
Hendrik van Prooije stuurde Tjas onderstaand embleem én de (pre)historie van Tjas volgens Jurjen Schirm toe.
De prehistorie van Tjas
“Terugdenkend aan 30 jaar Tjas denk ik vooral aan de (pre-)historie van Tjas, omdat ik lid was vanaf de oprichting tot aan 1975. Ook daarna heb ik Tjas echter steeds zeer goed kunnen blijven volgen omdat ik van 1977 tot heden in SPR-verband op de Groninger ijsbanen ben blijven trainen, steeds samen met Tjas. Gelukkig weet ik van de begintijd nog vrij veel, ook veel over details die in de officiële Tjas-geschiedschrijving kennelijk verloren zijn gegaan. Daarover gaat deze terugblik.
In het seizoen ’67/’68 gingen we als Groninger studenten reeds met de ACLO schaatsen in Heerenveen. Na deze winter moesten we het van de ACLO (en van Henk Lukkien) maar verder organiseren. Daarom richtten we begin 1968 ( op 6-3-68) de Groninger Studenten Schaats Vereniging (GSSV) op. Deze historische gebeurtenis vond plaats in de mensa van Mutua Fides. Van de naam Tjas was toen nog geen sprake. Als eerste voorzitter kozen we Wils Pronk. Andere bestuurders in dit eerste jaar waren onder meer Trienke de Jong, Albert Diekema, Antje van Slooten en ikzelf.
In het eerste jaar van het bestaan van de GSSV moest er van alles geregeld worden. Zo was ons door IJsstadion Thialf voor de winter van ‘68/’69 slechts een stuk over vijftig trainingskaarten toegewezen (een bus vol), terwijl ons ledental veel groter was (80-90 schat ik). Gebruik makend van het feit dat er in de praktijk toch nooit meer dan 50 mensen kwamen opdagen, verzamelden we op de terugreis uit Heerenveen elke keer weer alle (op-naam-gestelde) kaarten, om ze de volgende keer weer aan de dan aanwezige leden uit te delen. Deze truc ging goed zolang er niet meer dan 50 leden per keer kwamen opdagen, hetgeen, voor zover ik me herinner, altijd zo was.
In diverse vergadersessies, meestal bij bestuursleden thuis, werd ook veel tijd gestoken in het opstellen van een Huishoudelijk Reglement (en/of Statuten). Tijdens de eerstvolgende jaarvergadering (waarschijnlijk in het voorjaar van 1969) werd dit reglement bekrachtigd. Die vergadering vond plaats in de VERA-kelder. Toen werd volgens mij ook de naam Tjas voorgesteld door Simone Kragt, destijds studente culturele antropologie (zij had ‘Tjas’ in Lapse mythologie gevonden, als ‘God van het ijs’).
In dezelfde periode kwam ook de Groninger IJshockey Stichting (GIJS) (ook trainend in Heerenveen) van de grond. Er is toen even gespeeld met de gedachte om binnen de GSSV ook een ijshockeysectie op te richten. Toen dat niet doorging is Wils Pronk uit het bestuur gestapt, omdat hij inmiddels was gaan ijshockeyen. Als voorzitter werd hij toen opgevolgd door Gerrit Kragt.
Het zal ook in die jaren geweest zijn dat we als vereniging een keer een lezing organiseerden met Jeen van den Berg als spreker. Zijn enthousiaste optreden, over Elfstedentochten natuurlijk, vond plaats in een bovenzaaltje ergens in de Gelkingestraat.
Sportief gezien ging het er in de begintijd minder fanatiek aan toe dan tegenwoordig. Buiten de winterperiode trainden we alleen in het zojuist gebouwde ACLO complex in Paddepoel onder de stimulerende leiding van Tilstra (zaal) of Henk Lukkien (veld). Georganiseerd fietsen was er nog niet bij. Eind jaren ’60 gingen er veel al meedoen aan de sporadische landelijke studentenschaatstoernooien, zoals op de Jaap Edenbaan (georganiseerd door Utrecht) en in Eindhoven. De grote man was toen de Groninger Jan-Hendrik Koops, die vele jaren Nederlands Studenten Schaatskampioen was. Hij was echter te goed om samen met ons te trainen. De meesten van ons waren al blij als ze op de 1500m onder de 2.50 bleven (is mij ook maar een paar keer gelukt). Het veel langere werk lag ons wat beer. Als grootste heldendaad op dat vlak herinner ik me dat we met drie GSSV-bestuursleden (Wils, Albert en ik) als eerste toerrijders aan de finish van de Oldambtrit (van ‘68/’69?) arriveerden, uiteraard voor meerdere wedstrijdrijders. We wisten toen nog niet dat we die vorm nog minstens 15 jaar moesten vasthouden voor ons uiteindelijke doel, de Elfstedentocht. Uit ervaring weet ik inmiddels dat dat geen enkel punt is, als je maar gewoon in SPR/Tjas-verband blijft schaatsen. Dat verveelt immers nooit! “
Jurjen Schirm (student Scheikunde 1965-1971)